Top 3
  1. Malherbe (AB), anders Schreiber (ÖTK)
  2. Weima (BECNT), anders Shogren (ZECNT)
  3. Boring (NTL) of Holtz (EKK)
Toelichting

In 1990 kwam het werk van Wanamaker (NIGTC) uit. Wanamaker is een zelfstandig exegeet met een vlot lezende schrijfstijl. Wel legt hij erg veel nadruk op retorische aspecten en had het theologisch sterker gekund. Rond deze tijd verscheen ook Richard (SP, 1995). Hij werkt soms met wat speculatieve hypotheses, maar toch is het al met al een goed werk. Vervolgens kwam Malherbe (AB, 2000) met een deel dat eerder werk in de schaduw heeft gezet. Malherbe heeft zich intensief met deze brieven beziggehouden, wat geresulteerd heeft in een rijp commentaar. Hij heeft als classicus goed gebruik gemaakt van primaire bronnen uit de Umwelt. Wel is het opmerkelijk dat 2 Thessalonicenzen beduidend minder aandacht krijgt dan 1 Thessalonicenzen. Hij neemt rond de canonieke vragen behoudende standpunten in (o.a. Paulinisch auteurschap beide brieven). Zelfstandig, goed historisch-kritisch werk is vervolgens ook te vinden in het recente deel van Boring (NTL, 2015). Hij heeft goed werk geleverd.

Vanuit evangelicale hoek was lang weinig goeds voorhanden. Het beste nog was Bruce (WBC, 1986) en Martin (NAC, 1995). Maar daar is recent verandering in gekomen met de goede en behoorlijk vergelijkbare werken van Green (Pillar, 2002), Fee (NICNT, 2009), Shogren (ZECNT, 2012) en Weima (BECNT, 2014). Alle vier gaan ze uit van Paulus’ auteurschap van de beide brieven. Green legt in zijn uitleg veel nadruk op de historische setting door veel achtergrondinformatie over de stad Thessalonica te verwerken, bijvoorbeeld in de inleiding. Hij heeft oog voor pastorale lijnen. Fee is een gerenommeerde exegeet die zijn sporen in het vakgebied heeft verdiend, maar in dit werk levert hij minder goed werk dan in zijn commentaren op Filippenzen en Korinthe. Hij is in de exegese kort, en nauwelijks in gesprek met andere exegeten. Bovendien stellen de inleidende hoofdstukken op de brieven teleur. Zeer kort en globaal (6 pagina’s per brief), zonder verder in te gaan op bijvoorbeeld de actuele discussie rond het auteurschap van 2 Thessalonicenzen en de verhouding tussen beide brieven. Weima is opvallend grondig: maar liefst 736 pagina’s, waarvan 60 pagina’s inleiding. Een goed werk! Wil je een vlotter lezend werk, dan is Shogren prettiger, met 384 pagina’s. Shogren maakt steeds overtuigende exegetische keuzes, goed in gesprek met de secundaire literatuur, en – in lijn met de opzet van de serie – lijnen naar de prediking. Van deze vier commentaren is Weima toch het beste, gevolgd door Shogren.

Op Duits taalgebied is in eerste instantie niet veel verschenen. Te noemen is de Lutherse exegeet Holtz (EKK, 1986) op 1 Thessalonicenzen. Dit is een goed commentaar. Theologisch sterk, toegankelijk, en in de exegese steeds uitkomend bij ter zake toepassingen voor vandaag (zie ook ‘Geistliche Aspekte’, pagina 281v.). Op 2 Thessalonicenzen heeft Trilling (EKK, 1980) een deel geschreven. Hij stelt de these van pseudepigrafie, en weidt veel van de ruimte in het commentaar aan een verdere hypotheseopstelling hieromtrent). Verder wel goede exegese. Vervolgens zijn in recente tijd kort achter elkaar verschillende nieuwe werken verschenen: Schreiber (ÖTK), Hoppe (2016, mono) en Nicklas (KEK 2019). Nicklas en Schreiber zijn beide goede historisch-kritische werken; wel met de nadruk op kritisch. Nicklas is toegankelijk geschreven. Helaas heeft hij Schreiber niet kunnen verwerken, al noemt hij hem wel in de literatuurlijst (Boring noemt hij zelfs helemaal niet). Hoppe schrijft op een wat eenvoudiger niveau dan het ‘strak’ wetenschappelijke van vooral Schreiber.

Wat kleine, toegankelijke deeltjes betreft: het werk van Gaventa (Int., 1998) verdient zeker de aandacht. Deze theologe heeft goed werk geleverd door naast een (wel erg) bondige theologische exegese ook de tekst te ondervragen naar de consequenties voor vandaag; zie bijvoorbeeld de drie excursen (‘reflections’). Eveneens een klein maar goed werkje, toegankelijk en zelfstandig geschreven: Furnish (ANTC, 2007). In 2014 in de serie SGBC: Byron. Een redelijk goed deel; nuttig voor bij de preekvoorbereiding.

Op Nederlands taalgebied is Van Houwelingen (CNT3) van gemiddelde kwaliteit.