Top 3
- Beale (NIGTC), anders Koester (AB)
- Maier (HTA), anders Osborne (BECNT)
- Blount (NTL) of Boring (Int)
Toelichting
Eind vorige eeuw verschenen een tweetal grondige Engelstalige commentaren op dit Bijbelboek: Beale (NIGTC, 1999) en Aune (WBC, 1997/98/98). Aune werkt strak vanuit de Griekse tekst, goed vanuit oudtestamentische en Umwelt-bronnen, inclusief excursen, maar blijft toch wel steken in een veel te droge presentatie (zie bijvoorbeeld de inleiding); er wordt te weinig doorgepakt naar een ter zake exegese die de tekst tot leven brengt. Beale is wat dat betreft echt beter en toegankelijker. Goede inleiding die Openbaring echt in zijn eigenheid qua genre en opbouw weet neer te zetten. In 2015 heeft Beale een vereenvoudigde, kortere versie op de markt gebracht, met toepassingen naar vandaag (mono). Recent is het werk van de Lutheraan Koester (AB, 2014) op de markt gekomen, en net als zijn werk op Hebreeën is ook dit een goed, zelfstandig werk. Iets bondiger en korter geschreven dan Beale; forse inleiding; veel aandacht voor de receptiegeschiedenis. Beale en Koester zijn beter dan het soortgelijke werk van Smalley (mono 2005), dat Openbaring nadrukkelijk vanuit de johanneische school leest. Smalley schreef eerder een goed commentaar op 1,2,3Joh (WBC), maar dit wer is toch minder van kwaliteit. Een goede inleiding op de theologie van Openbaringen is Bauckham, The Theology of the Book of Revelation, 1993.
Voor wie drie dikke banden (Aune) of 1.200 pagina’s kleine letter (Beale) te veel is, kan terecht bij het eenvoudigere werk van Osborne (BECNT, 2002). Hij heeft de meest recente inzichten goed verwerkt in een toegankelijk commentaar. Richting de prediking is zijn afsluitende ‘Summary and Contextualization’ per pericoop handig. Daarom een goed commentaar voor bij de preekvoorbereiding, duidelijk beter dan het gedateerde werk van Mounce (NICNT 19972), die niet echt doorpakt in de exegese (NB: de herziene editie verschilt niet veel van de eerste editie, 1977). Osborne is grondiger dan het toegankelijke werk van Beasley-Murray (19782, NCBC) (800 i.p.v. 300 pagina’s). Vergelijkbaar met Osborne is Giesen (RNT, 1997). Hoewel iets kleiner (500 ipv 800 pagina’s), levert het wetenschappelijk goed (historisch-kritisch) werk in een toegankelijke schrijfstijl, met oog voor de prediking (al blijft hij in zijn toepassingen vrij algemeen). Opmerkelijk genoeg kwam na Giesen wederom een goed werk uit Duitsland op de markt dat ook eenvoudig en op de prediking gericht is, met een min of meer ‘evangelicaal’ stempel: Maier (HTA, 2 delen: 2012/14; in totaal ongeveer 1.100 pagina’s). Hij is goed in gesprek met de laatste stand van onderzoek, maakt overtuigde keuzes, en weet dit boeiend te presenteren en toe te passen op vandaag. Dit werk is dan te verkiezen boven Keener (NIVAC, 2000; 575 pagina’s) die ook gericht is op de prediking. Op Engels taalgebied is de gerenommeerde nieuwtestamenticus Fee te noemen, die een klein, eenvoudig werkje heeft geschreven, gericht op de predikant, zonder wetenschappelijke discussies etc (2011, NCCS; 354 pagina’s).
Een kleiner Engelstalig commentaar is dat van Blount (NTL, 2008); goede inleiding die Openbaring scherp en actueel in beeld krijgt; eenvoudig geschreven, en exegese fris geschreven, van goede kwaliteit. Soortgelijk in kwaliteit en opzet: Boxall (BNTC, 2006); geeft steeds aandacht aan de receptiegeschiedenis. Verder is van de kleine commentaren zeker de moeite: Boring (Int. 2011). Creatief, zelfstandig exegeet, die ter zake schrijft. Recent verschenen: Thomas & Macchia (THNTC). Naar opzet van de serie veel ruimte voor systematisch-theologische aspecten, en dit levert goede theologische lijnen op. Openbaringen sterk vanuit zijn uiteindelijke plaats in de canon benaderd.
Op Duitse taalgebied: het historisch-kritische werk van de Japanner Satake (KEK, 2008). Van redelijke kwaliteit. Vervolgens: het eerste deel in de serie EKK is in 2015 uitgekomen, geschreven door Karrer. Dit werk weidt op allerlei punten behoorlijk uit, is niet strak geschreven en komt niet goed ter zake, waardoor je er veel te veel in verdrinkt. Dit eerste dikke deel komt dan ook niet verder dan Openbaring 1 t/m 5… Veel aandacht voor de receptiegeschiedenis.
Kleinere noemenswaardige Duitse commentaren zijn Müller (ÖTK, 1984), Roloff (ZBNT, 1984), Lohse (NTD, 19938) en Holtz (NTD, 2008). De laatste drie werken zijn vergelijkbaar qua opzet (korte, zelfstandige, theologische exegese), en alle drie de auteurs zijn respectabele exegeten, die hun sporen op het NT-gebied hebben verdiend. Holtz en Roloff zijn beide Lutherse exegeten, die gewoonlijk de moeite waard zijn om te lezen. Hun commentaren op Openbaring zijn echter wel erg beknopt. Het oude commentaar van Lohmeyer (1926 HNT) is soms nog steeds waardevol.
Op Nederlands taalgebied is het commentaar van Van de Kamp (CNT3, 2000) te wijzen. Zijn poging om Openbaring uit het genre apocalyps richting klassieke profetie te duiden is merkwaardig, maar verder is de inleiding, en ook de vers-voor-vers-exegese goed.
Eenvoudig tweedehands te krijgen is het werk J.H. Bavinck, En voort wentelen de eeuwen. Een meditatief werk over Openbaring.