Top 3
- Wolter (HNT), anders Bovon (EKK / Herm)
- Edwards (Pillar), anders Fitzmyer (AB)
- Carroll (NTL) of Parsons (PCNT)
Toelichting
Reeds in 1969 schreef Schürmann zijn eerste deel in de serie Herder, dat Lukas 1 t/m 9 bestrijkt. Dit is een goed deel dat nog steeds zijn waarde bezit. Pas in 1994 volgde deel 2, dat echter niet verder komt dan hoofdstuk 11, en daar is het bij gebleven. Gelukkig is Bovon wel tot een afronding gekomen van zijn monumentale werk (EKK, 4 delen: 1989/96/01/09; in het Engels vertaald: Herm., 3 delen: 2002/13/12), het resultaat van tientallen jaren Lukas-onderzoek. Vooral theologisch sterk; exegetisch soms wat minder. Hij schrijft behoorlijk vrij, zelfstandig en creatief; prikkelend soms. Zo is hij een uitdagende en verrijkende gesprekspartner bij het lezen van Lukas. Maar het beste op Lukas is misschien toch wel Wolter (HNT, 2008; Engelse vertaling: 2016-17 in 2 delen, mono). Strak en doortastend historisch-kritisch werk, waardoor hij in de duiding van een perikoop vaak echt een stap verder komt dan eerdere commentaren. Goede, toegankelijke inleiding. Wel is het werk vrij kort (naar opzet van de serie moest het immers in één deel uitkomen), waardoor de detailexegese soms net te kort komt (al kan Bovon dan een mooie aanvulling zijn).
Vlak voor Wolter verscheen een qua opzet en methode behoorlijk vergelijkbaar werk van Klein (KEK, 2006). Klein is dan inmiddels op hoge leeftijd, en zijn gesprekspartners zijn vaak de oudere klassieke Duitse werken. Het is zelfstandig geschreven, en een toegankelijk commentaar. Een goed werk, maar toch in de schaduw van Wolter. Verder op Duits taalgebied: het kleine, toegankelijke werkje van Schweizer (NTD, 1993).
Verder zijn qua historisch-kritisch werk op Engels taalgebied de volgende commentaren te noemen: Fitzmyer (AB, 2 delen: 1981/85). Op onderdelen gedateerd, maar blijvend van waarde vanwege de exegetische kwaliteiten, het goede theologische niveau en de zorgvuldige keuzes bij historisch-kritische aspecten. Hij wint het van het eveneens oude werk van Marshall (NIGTC, 1978), waar men na het goede technische werk op de Griekse tekst toch wat meer theologische en doortastende exegese zou verwachten. Ook de Inleiding stelt wat teleur (zeer kort). Ook beter dan Nolland (WBC, 3 delen, 1989/93/93). Nolland is zeer uitgebreid, volledig en in gesprek met het wetenschappelijk veld. Maar het resultaat is een nogal langdradig, technisch en weinig theologisch commentaar. Een goede nieuwkomer is Carroll (NTL, 2012). Hij schrijft fris, toegankelijk, evenwichtig; hij weet Lukas echt dichtbij te brengen, mede door enkele ter zake excursen. De nadruk ligt op een literaire en theologische lezing van dit evangelie. Wel een vrij kort werk (naar de opzet van de serie NTL). Soortgelijk qua omvang / toegankelijkheid: Parsons (PCNT). Aantrekkelijk, helder geschreven, als vrucht van jarenlange ervaring met Lukas-Handelingen, goed in de Grieks-Romeinse context gezet. Johnson (SP, 1991), ook vrij kort, heeft vooral aandacht voor de literaire lijnen door het werk Lukas-Handelingen, hetgeen vaak verhelderende inzichten oplevert. Ook theologisch goed.
Bij de evangelicals springt het meest in het oog: de twee dikke banden van Bock (BECNT, 1994/96). In de exegese krijgt de vraag naar de historiciteit van de gebeurtenissen veel gewicht (NB: polemiek evangelicals – Jesus Seminar) wat echter ten koste gaat van literaire en historisch-kritische aandachtspunten en een goede inhoudelijke vergelijking met de andere synoptische evangeliën – iets dat de exegese zeer zeker verrijkt zou hebben. Verder is Bock weinig zelfstandig (hij somt gerust 12 verschillende meningen op, en kiest daar dan één uit). Ook het theologisch gehalte van Bock is mager. Het geheel mist dus diepgang; je komt niet op de huid van Lukas, ondanks de 2.148 pagina’s… Wie een commentaar zoekt vanuit evangelicale hoek kan beter het uitstekende werk van Edwards (Pillar, 2015) aanschaffen. Hij schrijft, net als in zijn Marcus-commentaar, toegankelijk, zelfstandig, en met een goede verwerking van bijvoorbeeld het belangrijke werk van Bovon en Wolter (En al is hij het als evangelical niet altijd met hen eens, dan nog doet hij hen goed recht). Van mindere kwaliteit is Garland (ZECNT, 2011). Edwards wint het wat mij betreft ook van Green (NICNT, 1997). Bij hem ligt de nadruk wat eenzijdig op het literair lezen van Lukas (geen redactie-kritiek; geen vergelijking met Marcus en Mattheüs). Maar het is verder een goed commentaar, dat Lukas wil lezen in zijn eigen context. In de serie NAC heeft Stein het Lukas-deel geschreven (1992). Het is echter een wel erg kort/ snel geschreven commentaar van niet al te hoge kwaliteit; zijn werk op Marcus (zie hierboven) is wat dat betreft een stuk beter.
Eenvoudig tweedehands te krijgen: Het Evangelie van Lukas, Berkelbach van der Sprenkel, 1964. Meditatief de moeite waard. Eveneens op Nederlands taalgebied: Jos de Heer (mono, 3 delen, 20132). Een knap werk, met lijnen naar vandaag.