Top 3
- O’Brien (NIGTC) of Hansen (Pillar)
- Holloway (Herm)
- Cohick (SGBC)
Toelichting
Degene die zich het meest diepgravend met deze brief heeft beziggehouden is zeker Reumann. Alleen: het vakmanschap (goede theologische, literaire en sociologische inzichten) omzetten in een toegankelijk commentaar is bij hem niet eenvoudig. In 1973 nam hij de opdracht aan om in de serie AB een commentaar te schrijven, en pas in 2008 kwam het uit… In eerste instantie schreef hij een document van 2.800 bladzijden, wat van de uitgever echter fors ingekort moest worden. Het resultaat is: 800 bladzijden vakmanschap, met goede literatuuropgaven, echter niet in een goed lopende tekst, maar eerder een soort opsomming van ruwe data waar nog een commentaar van geschreven moet worden… Wetenschappelijk waardevol, maar haast niet te raadplegen.
In 2017 verscheen Holloway (Herm.). Door zijn grondige kennis van Umwelt en literaire genres werpt hij op veel punten nieuw licht op deze brief en is zo een onmisbaar werk. Dit komt bijzonder uit in de inleiding. Op deze punten het belangrijkste wetenschappelijke werk van dit moment. Werkt vanuit een religionsgechichtliche methode, wat voor gelovigen de Bijbeltekst echter niet altijd dichtbij brengt (voor de prediking bijvoorbeeld). Op de vers-voor-vers-exegese bovendien wat aan de korte kant.
Wat commentaren uit evangelicale hoek betreft: in 1991 schreef O’Brien een goed commentaar (NIGTC). Grondige exegese, goede theologische en pastorale lijnen. Echter in 2016 in opspraak gekomen vanwege plagiaat. In 1999 volgde Fee (NICNT). Het is behoorlijk vergelijkbaar, al is het een minder zelfstandig werk. Vervolgens is het werk van Hansen (Pillar, 2009) uitgekomen, dat geheel in toon en lijn van O’Brien en Fee ligt. Een goede exegeet met oog voor de praktijk. Twee kleinere commentaren uit evangelicale hoek: Silva (BECNT, 20052; 250 pag.) en Bockmuehl (BNTC, 1997; 350 pag). Beiden goed toegankelijk en goede exegese; Bockmuehl net iets beter / zelfstandiger; Silva soms net te kort / mager. Het NIVAC-deel van Thielman (1995) is redelijk.
Eveneens een klein commentaar: Fowl (THNTC, 2005). Naar opzet van de serie nadruk op de theologische boodschap van de brief. Vlot geschreven; redelijke kwaliteit. Cousar (NTL, 2009) is goed toegankelijk geschreven, maar wel erg kort, en de exegese soms wat mager. Richting de prediking / praktijk kan men dan beter bij Cohick terecht (SGBC, 2013). Eenvoudige, heldere uitleg, goede toepassingen.
Een werk dat nadrukkelijker historisch-kritisch is, is Martin & Hawthorne (WBC, 2004). Oorspronkelijk door Hawthorne geschreven en in 1983 uitgebracht, is het werk geupdated door Martin, en van 232 pagina’s naar 384 uitgegroeid. Een werk van gemiddelde kwaliteit.
Duitse exegeten knippen de brief in stukken, wat natuurlijk ook zijn invloed heeft tot in de vers-voor-vers-exegese. Bij Gnilka (Herder, 1968) levert dat bovendien een tamelijk taaie inleiding op (hoofdzakelijk redactiekritiek), en blijft de exegese soms in een technische discussie steken. Ondanks dat bevat dit commentaar goede, compacte exegese. Walter heeft goed werk geleverd in NTD 8/2, 199818. In 2021 kwam Standhartiger uit (HNT); ze heeft goed de secundaire literatuur verwerkt. Ze is kort en ter zake, vooral vanuit vergelijking met buitenbijbelse bronnen en sociologie. Bijbels-theologisch niet heel sterk. In 2016 verscheen Haüßer in de meer evangelicale serie HTA. Al met al dus teleurstellend weinig vanuit Duitse hoek; hoewel: een deel door Eve-Marie Becker voor de serie KEK is in voorbereiding.