Top 3
  1. Achtemeier (Herm) of Elliot (AB), anders Müller (EKK)
  2. Goppelt (KEK), Brox (EKK) of Michaels (WBC)
  3. Green (THCNT) of Donelson (NTL)
Toelichting

Deze brief stond in de vorige eeuw al vroeg in de belangstelling. Waardevolle werken waar nog steeds op teruggegrepen kan worden zijn bijvoorbeeld Selwyn (mono, 1946), Cranfield (1950) en Beare, (1947, 19703). Op Duits taalgebied is Goppelt (KEK, 1978; Engelse vertaling: mono, 1993) een klassieker: eenvoudig, goed leesbaar, zelfstandig, historisch-kritisch, en bovenal: theologisch goed. Een aanrader, zeker als je het soms voor een enkele euro op de kop kunt tikken. Rond dezelfde tijd verscheen een gelijksoortig werk door Brox (EKK, 1979): ook een goed historisch-kritisch werk, van theologisch goed niveau. In NTD is de korte bijdrage (naar het format van de serie) van Schrage (1973) nog steeds de moeite waard (ook op 2 Petrus). Ook goed is het werk van Schelkle (Herder, 1961). Compact en theologisch. Vervolgens is het lang stil geweest op Duits taalgebied. Recent echter: Feldmeier (ThHNT, 2005) en Vahrenhorst (ThKNT, 2015). Feldmeier is een historisch-kritisch werk van gemiddelde kwaliteit; toegankelijk geschreven. Vahrenhorst is soortgelijk, maar van mindere kwaliteit. In 2019 verscheen een nieuw deeltje in de serie NTD, door Heckel. Dit werk is van redelijke kwaliteit. Recent is in de serie EKK het deel van Brox vervangen door dat van Müller (2022). Müller heeft goed up-to-date de meest recente inzichten en literatuur uit het 1 Petrus-onderzoek verwerkt. De exegese is van gemiddelde kwaliteit; niet heel zelfstandig. De Wirkungsgeschichte per pericoop is een mooie meerwaarde. Vrij korte inleiding.

Op Engels taalgebied zijn Achtemeier (Hermeneia, 1996) en Elliott (AB, 2000) de twee ‘grote namen’ op 1 Petrus. Achtemeier heeft een grondige, maar goed leesbare inleiding geschreven. Op een doortastende manier weet hij de brief in zijn eerste-eeuwse setting te plaatsen. Vervolgens in de exegese helder en bondig, zelfstandig en goed theologisch. Elliott lijkt met zijn bijna duizend pagina’s minder toegankelijk (Achtemeier 400 pagina’s). Toch valt dit in de praktijk mee; hij schrijft toegankelijk. Hij toont grote kennis van de culturele aspecten van de Grieks-Romeinse wereld waarin hij deze brief plaatst. Zelfstandig geschreven; echter in bijvoorbeeld de inleidingsvragen wat speculatiever / minder overtuigend / hypothetischer dan Achtemeier. Michaels (WBC, 1988) is een gemiddeld historisch-kritisch werk. Donelson (NTL, 2010) is een goed werk; zelfstandig, doortastend, scherp, fris geschreven, met oog voor vandaag.

Vanuit evangelicale hoek zijn twee redelijke werken te noemen: Schreiner (NAC, 2003) en Jobes (BECNT, 2005; herziene druk 2022). Jobes schrijft helder. Ze is goed in het weergeven van de verschillende meningen van eerdere auteurs, maar komt dan niet altijd even overtuigend tot een eigen keuze. Ze focust vooral op de huidige tekst en theologie. Historische en sociologische kwesties komen – net als bij Schreiner –  beperkt aan bod, grammatica en flow of the argument worden goed besproken. Ze heeft oog voor de lijnen naar vandaag. Theologisch niet heel sterk. Op dat punt is Schreiner beter. Zijn werk is iets beknopter. De inleiding is echter mager. Het werk van Davids (NICNT, 1990) is van magere kwaliteit. Zo bezien kan je voor een evangelicaal perspectief misschien nog wel het beste bij het werk van Green terecht (THNTC, 2007). Dit is dan wel een klein commentaartje, maar het is een prima werk. Naar opzet van de serie wordt in het eerste deel van het commentaar een korte exegese per pericoop gegeven, en worden in het tweede deel thematisch de theologische lijnen getrokken. Evenwichtig, doortastend en helder.

In de direct op de toepassing gerichte series IVPNTC (zeer eenvoudig) en NIVAC hebben resp. Marshall (1991) en Scot McNight (1996) gemiddelde bijdragen geleverd. Zie ook Boring in de praktische serie ANTC (1999).